De verwachte temperatuur is vandaag hoger dan mijn verwachting van de koers. Meer specifiek: mijn verwachting van deze koers. Vorige week werd me duidelijk dat alleen uitgebreide krachttraining in de winter toch niet de optimale voorbereiding is voor een vliegende seizoensstart. Ja, ik vloog. Ik vloog erin…en eraf. Aan de achterkant van het peloton…
Gelukkig is de groep vandaag groter dan afgelopen week. Er staan maar liefst negenentwintig renners aan de start. Als ik voorin start moeten er achtentwintig renners langskomen voor ik echt in de problemen kom. Elke renner die me straks passeert geeft weer een meter of honderd uitstel van executie. Jaja, natuurlijk, ik sus mijn vrees met ijdele hoop.Weet ik heus wel. Maar jongens…ik moet toch wat doen om mezelf overeind te houden in de angstige momenten vlak voor de koers?
De bel klinkt. Het peloton trekt zich in gang voor de neutralisatie. Naast me rijdt Hidde Buur, die uitgebreid vertelt dat hij nog niet in vorm is. Hoedt u voor wielrenners die zeggen ‘niet in vorm’ te zijn! Dat zijn de renners die straks, als de koers op gang gekomen is ineens wel de benen blijken te hebben. “Hoe kan dat nou?” schreeuwt hun lichaamstaal je brutaal toe, “ik heb bijna niet getraind…” Vervolgens trekken ze met dezelfde gespeelde verrassing het hele peloton aan gruzelementen. In de buurt van Hidde blijven vandaag dus, bedenk ik.
Na de officiële start blijft het tempo verontrustend laag. Ik stelde me in op de gebruikelijke hectiek in de eerste ronden van de wedstrijd, de wasmachine waarin overleven het hoogst haalbare is, maar er lijkt een afspraak gemaakt te zijn om het vandaag rustig aan te doen. Verbaasd kijk ik rond in het peloton. Zes renners van Kennemerland, je zou toch een vroege vlucht verwachten. Maar zelfs zij zitten een beetje te dutten, elkaar ook een beetje aan te staren.
Dan valt bij mij het kwartje. Dit hele peloton zit te wachten tot Maas ‘Dwaas’ van Westerhoven zijn vermetele zelfmoorddemarrage plaatst! Zoals ik als de koning van de laatste wanhopige domme nutteloze en altijd mislukkende vlucht schijn te worden gezien, zo heeft mijn jonge, getalenteerde, maar ook nogal druistige ploeggenoot binnen één seizoen faam gemaakt als de kroonprins van de domme doelloze demarrage.
Ook Joost Ruissen is in zijn nopjes met dit kalme begin. “Het is mooi weer, met een beetje geluk stoppen we straks voor een kopje koffie", zie ik hem denken.
Dat zal dan voor later zijn, want de rust duurt precies één ronde. Drie komma zeventien kilometer, vier minuten en veertig seconden van puur geluk. Het geluk dat de toerfietser de hele dag zal proeven, met een gezapig tempo lekker door het bos fietsen. Na precies die ene gelukzalige ronde besluit Kelvin Frank dat het wel een keertje goed is zo. Hij ranselt de pedalen alsof het volle finale is en pakt meteen enkele tientallen meters voorsprong.
Hij is niet de enige. Links en rechts vliegen renners ineens naar voren. “Rustig laten rijden…” wil ik nog roepen, maar mijn stem stokt. Zeker als ik vanuit het niets een witte flits in mijn linkerooghoek zie. Is het een vogel? Is het een vliegtuig? Nee,het is Merih Hailemariam die, verdomme, sneller dan het geluid lijkt te fietsen!
Het is bal! Oorlog! Een kopgroep van een man of vijf, zes, rijdt met een enorme noodvaart door het bos. Dat is niet het ergste, het ergste is dat achter die kopgroep een peloton rijdt. En dat ik deel probeer uit te maken van dat peloton! Met de nadruk op ‘probeer’: na elke bocht tuur ik weer in het gat tussen mijn voorwiel en het achterwiel van de renner voor me. Na elke bocht weet ik weer bijna zeker dat dat gat nu echt onoverbrugbaar is. Een schier eindeloos groot gat van zeker twee meter, gapend als de muil van Beelzebub!
Voor in het peloton zie ik Paul Pruis op kop gaan jagen. “Pruis, verdomme”, wil ik roepen, “er zitten geen groene nummers bij!! Jij hoeft niet…” Maar het enige geluid dat uit mijn mond komt is een moedeloze, gepijnigde kreun.
Geen centimeter komen we dichterbij. We vliegen laag, het hele peloton op het lint en we komen geen millimeter dichter! Maar de kopgroep loopt ook geen centimeter verder uit.
Wielerverslaggevers zouden de situatie omschrijven als ‘het peloton houdt de vluchters onder controle’, maar wat verslaggevers van wielrennen? Controle? Mijn reet! Dit is een doodsstrijd! Dit is een veldslag waarin de twee partijen elkaar een moordende wurggreep houden. Een dance macabre op de fiets, dat is het!
Na vier ronden rijdt ineens Sjors de Waard naar de kop van het peloton. Het moet maar eens gedaan zijn, knikt hij me toe. Met één ferme snok brengt hij ons, armzalige stervende zwanen, terug bij de kopgroep. Daarna valt het stil. De rust keert weer om, de zweem van een koffierondje hangt tussen de bomen.
Toch weer plotseling is daar ineens de finale! Na de sprint van de rode nummers, die gewonnen wordt door Matz Klein, ontsnappen twee renners van Kennemerland. Nu kan dat me helemaal niets schelen, want witte nummers op de rug, maar in het gezelschap van de twee rijdt één renner met een groen rugnummer. Jaap Kooistra!
Dat is een ferme tegenvaller! Want Japie is een clubgenoot van me. Verdorie. Ik wil wel gaan jagen, maar zou ik dat…?
Op mijn linkerschouder zit een klein loyaliteits-bengeltje te fluisteren dat ‘je clubgenoten niet terug gaat halen’. Op mijn rechterschouder begint het ambitie-huftertje te roepen ‘dat dat gelul is, want wielrennen is een individuele sport’ Haal hem terug!! gilt het huftertje. Doe niet zo flauw, kweelt het bengeltje. Haal terug….niet zo flauw…haal terug…niet zo flauw…
Even he…het is niet zo dat mijn benen iets gevraagd wordt. Want die roepen al rondenlang dat ze, na die idiote aanvangsfase van deze wedstrijd, niet echt heel tof zijn. Dat ik, wat hen betreft, best een beetje minder ambitieus mag zijn.
Gelukkig heeft Paul Pruis, tegenwoordig ook clubgenoot, net iets minder compassie met die arme Jaap. In één lange tempoversnelling springt hij naar Jaap toe. Met in zijn wiel…Frank Hutzezon. De kampioen (maar niet van De Kampioen) van de korte sprint! Als Paul hem in het wiel van Jaap heeft afgeleverd, laat hij zich afzakken tot ik hem passeer. Vol berouw en zelfbeklag begint Pruis te jammeren ‘dat hij per ongeluk Frank naar Jaap gebracht heeft”
Zijn gejammer verstomt niet als we in de verte Frank zien winnen van die arme Jaap.
Om Paul niet een nog grotere kater te bezorgen gun ik hem de derde plek. Vinden mijn benen ook een heel goed idee, trouwens…
Bij de veertig-plus wint Gerben Voogd. De overigen zien Sjors naar de overwinning sprinten.