Vierendertig man aan de start. Of, nee, drieendertig man en één vrouw, Loes Rozenburg. Een ongekend aantal, tegenwoordig. Zeker op de dinsdagavonden is de grens tussen ‘peloton’ en ‘groep’ vrij diffuus. Het aantal gekken dat zich in de kolkende chaos van een wielerwedstrijd wil gooien wordt steeds lager.
Maar vandaag zijn er vierendertig gekken! Het zijn overigens vooral veel ouwe gekken vandaag. De helft van het peloton is boven de veertig jaar oud. Vooral de terminalen zijn goed vertegenwoordigd: maar liefst dertien renners hebben de barrière van de vijftig jaar al geslecht. De leeftijd waarvan niet-wielrenners vol verbazing vragen: “Maar hoe lang ga je door met die wedstrijden?” Gevolgd door: “Op een zekere leeftijd moet je dat toch niet meer willen?”
Het is geen willen. Het is moeten. Het is niet anders kunnen. Het is alles wat niet-wielrenners nooit zullen begrijpen. Maar in de bubbel van de “Van Deventer Cycles Café-competitie” stelt niemand die vraag. Nee, daar zijn het juist jonge kerels, die goed beschouwd de zoons hadden kunnen zijn (en in enkele gevallen ook daadwerkelijk zijn) van de terminalen, die de oude mannen uitfoeteren omdat ze ‘niet draaien’ als de kopgroep weg is.
Wacht. Laat ik beginnen bij het begin, dat zal een hoop duidelijk maken. Direct na de start ligt het tempo niet al te hoog. Het is goed toeven tussen de wielen. Links en rechts worden wat gesprekjes gevoerd, grapjes verteld en plannen gesmeed. Het voelt als de stilte voor een enorme zomerstorm.
“We krijgen regen,” verzekert Paul ‘de adelaar’ Pruis me. Als ik wil vragen waar hij die kennis op baseert, breekt net de storm aan. Pim Hackman heeft zijn troepen naar voren gedirigeerd en het tempo gaat ineens fors omhoog.
Het hele peloton zit ineens op een lint. Niemand babbelt meer gezellig. Ik hoor geen recepten voor appeltaart meer. Het is koers!
“Verdomme…ik zit te ver achterin,” denk ik, “ik moet naar voren!” Maar dan ontwaar ik veel-winnaar Juan Vazquez Gonzalez vlak voor me. Juan gaat nooit gelost worden, weet ik. Denk ik. Hoop ik. Hoe doet die man dat in vredesnaam toch elke week weer?
Direct staat mijn besluit vast: Vandaag ga ik eens uitgebreid analyseren hoe de echte kanonnen koersen. Of, eigenlijk, vandaag ga ik analyseren hoe Juan koerst. Ik kruip in zijn wiel met het voornemen dat nooit meer los te laten.
Hoewel het gat voor Juan best groot lijkt te worden… Zit deze kampioen te slapen? Laat hij zich gewoon uitzakken en zak ik met hem mee?
Mijn moeder zei altijd: “Paul, je kunt niet praten en breien tegelijk”. Fietsen en denken, dat zijn vergelijkbare grootheden. Dus onnadenkend kom ik achter de rug van Juan vandaan en rijd in één ruk het gat dicht. Terwijl ik daarna zit uit te hijgen komt de Spaanse held fluitend langsfietsen. Ik de Don Quichotte, strijdend tegen de wind, hij Sancho Panza, wachtend op de grote beloning die straks, op de finish, voor hem klaar ligt.
Ondertussen is aan de kop van de wedstrijd een groep van zes renners weggereden. Omdat ik te ver naar achteren zat om te zien wie er mee zijn, ga ik ervan uit dat er minimaal twee groene nummers bij zullen zijn: Sep en Jack. Dat betekent dat ik moet kiezen: ga ik weer achter Sancho Panza Gonzalez rijden om mijn studie van het rijden van een echte winnaar voort te zetten of meng ik me toch maar in de jacht op de kopgroep?
Praten en breien gaan niet tegelijk. Terwijl de voorspelde regen begint te spetteren, volg ik het wiel van Wim van Leest en begin mee te werken in de jacht. “Draaien!” roept de jeugd. Vooral Merih Hailemariam en Finn Smith maken zich druk. Braaf doe ik mijn kopbeurtjes en laat me daarna afzakken.
Het peloton lijkt een stuk kleiner! Er zijn er vast heel veel gelost! Ik weet het zeker. Als we hier met een man of tien rijden is het veel! Jongens, ik rijd hier gewoon voor een uitslag! Draaien! Draaien!
En dan gaat de bel. En dan ineens wordt alles anders. Dan ineens komen er, als geesten uit de toverlantaarn, overal renners vandaan! Ineens komt Sep langs. Sep? Jack….He, Jack? Die zaten toch… en de Adelaar….Peter de Koster….Richard Bakker…Maarten Piek… Waar komen die allemaal vandaan? Hoezo zijn die niet gelost? Waar hebben die zich al die tijd lopen verschuilen?
En Juan! Die was ik vergeten! Die is ook ineens weer in zicht.
De sprint voor de terminalen wordt gewonnen door Sep. De sprint van de veertig plus is voor Juan. Bij de overigen wint Bart Vreugdenhil.
“Waar kwam jij ineens vandaan?” vraag ik na afloop aan Sep.
“Gewoon, van achter je…ik zat al die tijd achterin het peloton”
“Hoezo, peloton?”
Vlak voor me staat Peter de Koster. HIj hoort mijn verbijsterde vraag aan Sep en antwoord dan:
“Het peloton, waar jij zo druk elke keer kop deed…dat peloton…”
Breien en praten, fietsen en denken… Laat ook maar…
1. | Sep Visser |
2. | Peter de Koster |
3. | Rob Klinge |
4. | Wim van Leest |
5. | Jack van Honschoten |
6. | Paul Pruis |
7. | Maarten Piek |
8. | Ritzerd Monkelbaan |
9. | Richard Bakker |
10. | Richard de Groot |
1. | Juan Vazquez Gonzalez |
2. | Hans Schelvis |
3. | Vincent van Olphen |
4. | Pascal Kool |
1. | Bart Vreugdenhil |
2. | Mart Sijtsema |
3. | Ritsaert Cluistra |
4. | Elmer Lise |
5. | Lars Wit |
6. | Mehir Hailemariam |
7. | Finn Smith |
8. | Thomas Monkelbaan |
9. | Wes Dekkers |
10. | Maas van Westerhoven |
1. | Loes Rozenburg |